Kindernet
(c) De Groene Amsterdammer van 4 september 1996
Op Internet zou op grote schaal kinderporno worden verspreid.
Is dat wel zo? De Internetaanbieders hebben in ieder geval
maatregelen genomen. En ook de politie surft op het web naar
daders.
door Sander Pleij en Mirjam Vosmeer
NA ENIG ZOEKEN en klikken begint het computerscherm van boven
naar beneden vol te lopen met de intieme delen van een blonde
dame. Desgewenst kan verder worden ingezoomd. Wie porno op
Internet zoekt, kan het krijgen.
Net als bij de ontwikkeling van video en 06-lijnen is het ook
in het geval van het Internet zo dat een nieuw medium pas ten
volle wordt gewaardeerd wanneer het zijn nut heeft bewezen als
doorgeefmiddel van erotica. Miljoenen klanten over de hele
wereld komen inmiddels digitaal aan hun gerief. Nu vanuit de
eigen huiskamer of kantoortuin allerhande typen en smaken
binnen handbereik zijn, kan de tocht naar de sexshop net als
de welwillende grijns van de videoverhuurer voortaan tot het
verleden behoren. Man of vrouw, homo of hetero, met of zonder
varken, het behoort allemaal tot de mogelijkheden. Geldt dat
ook voor kinderporno?
Nu de Belgische politie, met een timing die even perfect lijkt
als die van het overlijden van aids-lijder Freddie Mercury aan
de vooravond van World Aids Day, een pijnlijk relevante
illustratie heeft weten te geven van het belang van het
Wereldcongres tegen de Seksuele Uitbuiting van Kinderen, staat
ook de rol die het Internet kan spelen bij de verspreiding van
kinderporno ter discussie. De rol zou niet mis zijn. Het
Algemeen Dagblad haalde vorige week de Noorse ombudsman voor
kinderen aan, die een Internetadres op het spoor was gekomen
waar kinderen live seksueel misbruikt worden. Klanten kunnen
tegen hoge betaling aangeven welke handelingen het kind moet
ondergaan en de uitvoering ervan vervolgens op het
computerscherm volgen.
Voor de niet-ingewijde blijkt het echter vrijwel onmogelijk om
Internetafbeeldingen van minderjarigen in aanstootgevende
poses op te sporen. Een speurtocht van enkele uren levert
slechts enige berichten over de bestrijding van het probleem
op.
DE DISCUSSIE over kinderporno op Internet gaat hand in hand
met de discussie over vrijheid van meningsuiting op het
wereldwijde web. Aanvankelijk opereerden de Internetaanbieders
onder het credo: 'Geen boodschap aan de boodschap', waarmee ze
te kennen gaven dat zij zich niet verantwoordelijk achten voor
de aangeboden informatie op het Net. Maar sinds 20 juni van
dit jaar hebben aanbieders en overheid de handen
ineengeslagen. Op die datum opende minister Sorgdrager het
landelijke Meldpunt Kinderporno, opgericht door de landelijke
vereniging van Internetaanbieders (NLIP). Internetgebruikers
kunnen daar aangeven waar zij in Nederland kinderporno op het
Net hebben gesignaleerd. Vervolgens stuurt het meldpunt de
aanbieder van het materiaal een eenmalige waarschuwing.
Wanneer de aanbieder geen gehoor geeft aan de oproep, wordt
aangifte gedaan bij de zedenpolitie.
Felipe Rodriquez, voorzitter van de NLIP en directeur van
xs4all, een van Neerlandsgrootste Internetproviders,
constateert dat het meldpunt tot nu toe redelijk effectief is
gebleken: 'We hebben gemerkt dat de procedure werkt. Tot nu
toe hebben we zeven meldingen binnengekregen, waarbij het in
vier gevallen inderdaad strafbare kinderporno betrof. De
auteurs hebben de waarschuwing gekregen en daarop hun
materiaal verwijderd.'
Met deze procedure willen de Internetaanbieders de rol van
censor vermijden. 'We verwijderen het materiaal zelf niet en
sluiten ook de nieuwsgroep of webpagina niet af voor onze
gebruikers. Een provider is een commercieel bedrijf met zijn
eigen belangen. Alleen in het geval dat het een
xs4all-gebruiker betreft en we honderd procent zeker weten dat
het kinderporno betreft, kunnen we ertoe overgaan de relatie
met de gebruiker wegens wangedrag op te zeggen. In een
democratische samenleving kan censuur alleen door de staat
worden ingevoerd. Wanneer wij als bedrijven gaan bepalen wat
de gebruiker wel of niet mag lezen, nemen we de rol van
rechter en politieagent op ons, en dan is het einde zoek.
Bij een van de niet-strafbare meldingen ging het om een
pornografische tekst. We houden ons alleen bezig met
kinderporno zoals het in het wetboek van strafrecht is
omschreven: afbeeldingen van minderjarigen, jonger dan
zestien, en in aanstootgevende houdingen. Daarmee is de strijd
tegen kinderporno een heel andere dan bijvoorbeeld die tegen
racistische uitlatingen.'
AANVANKELIJK bestond er bij de politie nog enige huiver voor
de computer en de digitale snelweg. Toen vorig jaar, dus nog
voor de oprichting van het Meldpunt Kinderporno, een eerste
aangifte door xs4all werd gedaan, duurde het drie à
vier maanden voor daar ook daadwerkelijk iets mee werd gedaan.
Inmiddels noemt Rodriquez de contacten met justitie goed. Zo
werd bij de oprichting van het Meldpunt Kinderporno ook de
Centrale Recherche Inlichtingendienst betrokken.
Rodriquez: 'Ik heb gehoord dat in België bij de
zaak-Dutroux ook door een aantal verdachten materiaal op
Internet is aangeboden. Dat maakt deze zaak exemplarisch voor
hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan. Het zal voor de
politie steeds ingewikkelder gaan worden. De bendes die ze
proberen op te rollen, zullen uiteindelijk helemaal digitaal
gaan. Daarom is het belangrijk dat er structuren ontstaan
waarin ook internationaal wordt samengewerkt. Juist het
internationale karakter van het Internet maakt het zo moeilijk
zaken als kinderporno aan te pakken. Denk daarbij alleen al
aan de verschillende vormen van wetgeving. Het moet mogelijk
worden dat wij informatie van het meldpunt op de juiste plek
in Amerika deponeren en vice versa. Die structuren bestaan nu
nog niet. Dat komt ook doordat Internet zich zo onmogelijk
snel ontwikkelt. Drie jaar geleden kende niemand het en
vandaag is het de grootste hype die we ooit hebben
gekend.'
Rodriquez onderkent het belang van het Internet bij de
opsporing van de daders van kinderporno: 'Natuurlijk probeert
de Nederlandse politie al zelf via het Internet te
infiltreren. Voor Justitie is het niet alleen belangrijk tegen
de publikatie van kinderporno op Internet op te treden. Het
gaat er juist om dat ze probeert de brede verbanden erachter
te onderzoeken en zo de daders op het spoor te komen. Daartoe
ziet ze activiteiten van die daders door de vingers met als
hoger doel het verzamelen van bewijsmateriaal. Nu krijg je in
de media te horen dat er allemaal kinderporno op het Net
staat, terwijl op de achtergrond de politie wel degelijk met
een onderzoek bezig is.'
Het aanbod van kinderporno op Internet wordt natuurlijk door
de media flink opgeklopt. Van de drieduizend nieuwsgroepen die
via xs4all bereikbaar zijn, troffen we maar op vijf
kinderporno aan. Wat mensen doen die elkaar op Internet
treffen en vervolgens buiten het openbare kanaal om via hun
computers met elkaar in contact treden, weten we niet. Maar
zo'n verhaal als dat van het live misbruiken van kinderen, kan
ik me moeilijk voorstellen. Je gaat je eigen bewijsmateriaal
toch niet verzenden?'