Elektronische snelweg moet hogere politieke prioriteit krijgen Jaap van Till, Felipe Rodriques en Erik Huizer De actuele discussie over de vraag of Nederland al dan niet achterloopt op de 'elektronische snelweg' is niet zo zinvol. Zinvoller is een debat over de vraag wat Nederland kan doen om de komende jaren naast de Verenigde Staten een positie in te nemen en te behouden òp die elektronische snelwegen. De ontwikkelingen rond de Informatie en Communicatie Technologie (ICT) en met name het Internet illustreren duidelijk, dat zich hier een nieuw maatschappelijk fenomeen en een nieuw economisch medium aandienen. Hoog gespannen zijn de verwachtingen met betrekking tot wereldwijd commercieel gebruik van Internet, I-Commerce genoemd. Alleen landen die nu investeren in deze ontwikkelingen zullen een belangrijke rol spelen op deze elektronische snelwegen. De Verenigde Staten voeren momenteel nog eenzaam de lijst aan van landen die een bloeiende ICT -industrie en -dienstverlening hebben opgebouwd op en rond het Internet. Andere landen blijven nog ver achter, al zit men zeker niet stil. Maleisië bijvoorbeeld investeert 2 miljard dollar in de Multimedia Super Corridor, een initiatief dat het land in een klap op de IT-kaart zet. De Nederlandse overheid stelt in het Nationaal Actie Programma elektronische snelwegen ( NAP ) wel dat het van belang is dat Nederland aan deze ontwikkelingen meedoet, maar van grootschalige initiatieven is geen sprake. Behalve dan voor de interne overheids-netwerken, zoals Belastingdienst en Defensie. De overheid laat, terecht, het initiatief over aan het bedrijfsleven. Maar de overheid moet wel wat doen. Ze moet er voor zorgen dat commerciele initiatieven optimaal kunnen gedijen. Dat kan bijvoorbeeld door het opzetten van infrastructurele netten, die niemand op eigen houtje kan opzetten of waarvoor nog geen markt bestaat. In Nederland zijn dat altijd forten, kanalen, bruggen, wegen en havens geweest. Eerst van militair belang, later zeer nuttig gebruikt voor de handel. Naar analogie daarvan zou de Nederlandse overheid ten minste twee initiatieven moeten nemen: het opzetten van een proefnetwerk voor datacommunicatie in zeer hoge snelheid, en het verbeteren van de externe 'connectiviteit' van Nederland. Beide initiatieven verdienen een forse investering van de overheid, omdat ze tot gevolg zullen hebben dat Nederland een belangrijk economisch centrum wordt voor de elektronische snelweg. De komende decennia wordt in Nederland voor circa 150 miljard gulden aan infrastructurele werken aanbesteed. Met het oog op de parlementsverkiezingen van volgend jaar zouden de politieke partijen in hun programma's moeten opnemen, dat ook in de nationale ICT-infrastructuur fors moet worden geinvesteerd. Daarbij draait het om twee initiatieven, als wegbereider voor I- Commerce. In de eerste plaats: een landelijke proefbaan: Internet 2. In de VS heeft men geleerd van de overheidsinvesteringen in de opbouwfase van het Internet. Die investeringen verdienen zich nu vele malen terug door de bloeiende industrie die zich hieruit heeft ontwikkeld. De Amerikaanse overheid heeft dan ook flink wat geld uitgetrokken om nu te investeren in Internet 2. Dit nieuwe netwerk, gebaseerd op zeer hoge snelheden, wordt aangelegd tussen diverse onderzoeksinstellingen, níet ter vervanging van de bestaande Internetkoppelingen, maar als een tweede net waarover nieuwe hoge-snelheidstoepassingen met gedistribueerde computers kunnen worden ontwikkeld en getest. Een dergelijke landelijke race-track met snelheden van minstens 2,5 gigabytes per seconde zal ook in Nederland zeer bijzondere en bruikbare producten en diensten kunnen opleveren. De glasvezelkabels die nodig zijn voor zo'n onderzoeksproject, bijvoorbeeld in de vorm van een SURF net-5, liggen er al. In de tweede plaats: een Europese hub (knooppunt). Netwerken, en zeker internationale netwerken, vertonen knooppunten. Deze knooppunten vormen belangrijke centra voor netwerkactiviteiten. Voor de Amerikaanse Internet-backbone zijn vier van deze knooppunten aan te wijzen in een aantal staten. Ze zijn niet commercieel levensvatbaar, maar worden van strategisch landsbelang geacht en daarom door de regering betaald, inclusief de verbindingen ertussen. In Europa bestaan dergelijke knooppunten ook al, maar die zijn veel minder ontwikkeld. Amsterdam heeft zich tot nog toe enigszins kunnen profileren als een knooppunt (the Amsterdam Internet Exchange, AMS-IX ). Met de verdere ontwikkeling van netwerkinfrastructuur in Europa, zal het belang van dergelijke knooppunten toenemen. Op dit moment is er nog niet zo'n Europese hub. Hier ligt voor Nederland dus een kans. Het is dan ook van belang Nederland goed te positioneren als internationaal knooppunt voor digitale communicatie. Dit levert Nederland de beste communicatiemogelijkheden en dus een versterkend effect voor bedrijven die aansluiting bij knooppunten zoeken. Dit leidt dan weer tot meer werkgelegenheid en zelfs tot civiele werken. Om het zover te laten komen dient de overheid het voortouw te nemen door te investeren in de internationale 'connectiviteit' van Nederland met de rest van Europa en de rest van de wereld. Met een dergelijke investering krijgt Nederland naast de Rotterdamse haven (goederen) en Schiphol (reizigers en goederen) nog een mainport, maar dan een voor transnationale digitale communicatie. In Nederland (en Europa) is het met de huidige prijzen voor verbindingen onmogelijk genoemde initiatieven te realiseren zonder investeringen van de overheid. SURF net, dat tot nog toe altijd de partij was die met overheidssteun de innovatie van het Internet in Nederland stimuleerde, lijkt ook voor deze initiatieven een goede partner. Van de resultaten van dergelijke initiatieven zal de samenleving in Nederland nog lang kunnen profiteren. Wij schatten de benodige Nederlandse investering in het proefnet (Internet 2) op in totaal 300 miljoen gulden voor een periode van vijf jaar. Het drastisch verhogen van de digitale toegankelijkheid van Nederland (Euro-hub) vergt in een vergelijkbare periode nog eens ongeveer 400 miljoen gulden. Ter vergelijking: de Betuwelijn (goederenlogistiek) gaat de overheid bijna 9 miljard gulden kosten. Ook in de logistiek van bits zal Nederland een plaats moeten verwerven, in de hoop op een fors aandeel in de omzet van honderden miljarden guldens op de toekomstige wereldmarkt van de Internet-commercie. Toegang tot de open zee was in de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie een beslissende factor voor succes. Thans geeft toegang tot de digitale hoofdaders van het wereldwijde open net de doorslag. Jaap van Till is netwerkarchitect bij Stratix Consulting Group en hoogleraar bedrijfstelecommunicatie aan de TU Delft (elektrotechniek). Felipe Rodriques is directeur van Internet Service Provider XS4all en bestuurslid van de vereniging van Nederlandse ISP 's ( NLIP ). Erik Huizer is directeur van het SURF net Expertise Centrum en lid van de Internet Architecture Board.