Censor moet afblijven van het Internet

De digitale snelweg, eens geprezen vanwege zijn anarchistische karakter, ligt opnieuw onder vuur. Na de poging van het Amerikaanse Congres eerder dit jaar om met een Communication Decency Act het Internet te vrijwaren van ongewenst materiaal, hebben onlangs ook China, Duitsland en Singapore de aanval geopend op het net. Het is een aanval tegen beter weten in, want de kracht van het Internet is dat het overal en nergens tegelijkertijd is. In vaktermen: virtueel. Zonder het zelf te weten voeren de desbetreffende regeringen daarom ook een virtueel gevecht, een soort Nintendo-spelletje voor machthebbers.

Het nadeel van dit soort spelletjes is de ruis die ze teweeg brengen; een gepiep op een voor het menselijk gehoor niet te missen frequentie. De ruis nrg hinderlijker wanneer ze gepaard gaat met de impliciete mededeling dat wij burgers - dus ook de burgers van Singapore, China en Duitsland - te dom zijn om eigen keuzen te maken.

China heeft de afgelopen weken vele erotische sites onbereikbaar gemaakt, met als reden dat het zijn burgers wil beschermen tegen 'geestelijke vervuiling'. Dezelfde blokkades die de inwoners van China moeten beschermen tegen de blote meisjes van Hugh Hefner, ontnemen hen ook het zicht op de commentaren en berichten van het Britse weekblad The Economist, het Amerikaanse dagblad The Wall Street Journal, CNN en de Voice of America. De volledige afscherming van de informatiestroom van buiten is slechts een kwestie van tijd, deelden Chinese regeringsfunctionarissen mee op de dag van de opening van de Vierde Wereldexpositie voor Informatie, die eerder deze maand in China plaatshad.

Singapore sloot eveneens deze maand vele sites af. Zogeheten proxies zullen de toegang gaan weren tot 'perversiteiten' als homoseksualiteit (m/v). En ook hier is in iin moeite door alle informatie die aanzet tot 'haat of verachting van de regering', of tot 'politieke onvrede' tot verboden gebied verklaard.

De houding van Singapore's patriarch, Lee Kuan Yew, tegenover het Internet is ambivalent. Zijn streven is er deels op gericht van Singapore een mondiaal centrum van informatie-overdracht te maken, een zogeheten 'I-hub'. 'Elk huishouden op het net', luidt een van zijn doelstellingen, maar die huishoudens mogen niet naar hartelust informatie consumeren. De overheid maakt een selectie.

Het toppunt van tweeslachtigheid is dat het bedrijfsleven in Singapore whl zonder enige beperking toegang heeft tot het Internet. De man of vrouw die op kantoor informatie tot zich wil nemen die van pas komt bij het werk, mag thuis achter het beeldscherm niets vernemen over de belevenissen van homoseksuelen, politieke dilemma's en vraagstukken rond levensbeschouwing.

Ook in Europa zijn opnieuw sites ontoegankelijk gemaakt. Duitsland sloot voor zijn burgers de toegang af tot de Amsterdamse aanbieder XS4ALL, omdat op een van de pagina's van deze provider een exemplaar van het links-radicale blad Radikal te lezen is, een uitgave die de Duitse justitie gevaarlijk acht voor de staatsveiligheid. Het blad legt bijvoorbeeld uit hoe je, als opstandig mens, een spoorlijn kunt saboteren. De Duitse burger kan kennelijk niet op eigen kracht zijn hersens gebruiken: hij heeft een blad nodig om een verstrekkende daad van burgerlijke ongehoorzaamheid te bedenken en een staat om hem zulks te verbieden.

Het Internet is in het verleden sterk genoeg gebleken om beperkingen af te slaan. Radikal op het net is binnen korte tijd te verplaatsen van XS4ALL in Amsterdam naar een aanbieder in Mexico of Zuid-Afrika. Een Iranikr belt naar Koeweit om van daaruit de wereld elektronisch rond te reizen en elke Singaporees of Chinees kan dit voorbeeld volgen.

Om deze 'U-bocht'-constructie tegen te gaan, probeert Singapore zijn buurlanden over te halen een even strikt beleid te voeren. Begin deze maand confereerden de zeven Asean-staten over de controle op het Internet. De conferentie werd afgesloten met een verklaring waarin de Asean-staten uitspraken dat zij hun 'culturele waarden, tradities en cultuur' veilig willen stellen en om die reden zoeken naar mogelijkheden van controle. De staten vroegen het Westen om begrip voor dit standpunt.

Een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Handel zei de controle van het Internet een slecht idee te vinden, maar het was wel het Amerikaanse Congres dat het voortouw nam in het censureren van Internet. Niet van politieke locaties op het net, maar van virtuele lustoorden; het Hooggerechtshof moest de wetgevers wijzen op de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van meningsuiting.

De woordvoerder van het ministerie van Handel deed de landen die vrezen dat ze bedolven raken onder de Westerse cultuur een bruikbare suggestie aan de hand. 'Als er duisternis is, dan kun je die betreuren. Je kunt ook een kaars aansteken.' Als China een dam wil opwerpen tegen 'culturele vervuiling', als de Asean-staten hun waarden en normen opzij geschoven zien, als Duitsland siddert voor radicale pamfletten, waarom dan geen schijnwerper van alternatieven, van andere meningen op het net gezet?

Het Internet is de opvolger van de agora die ooit in Athene in het leven werd geroepen. Nog nooit waren de mogelijkheden om meningen te verspreiden en te vernemen zo groot als nu. De anarchie van het net garandeert dat er ook ruimte is voor de verspreiding van Chinese waarden en Singaporese deugdzaamheid. Maar als deze staten de anarchie beperken door in eigen land informatiekanalen af te grendelen, plaatsen zij zich hiermee buiten het debat.Niemand neemt een debater serieus zolang deze vooral ruis produceert.

Uit de Volkskrant van 20 september 1996